dinsdag 26 februari 2008

Wouter Bos slaat de plank totaal mis

Op een middag was ik bezig met het schrijven van een nieuwe column voor pvdamaastricht.nl. Op verzoek van een aantal mensen schreef ik voor het eerst een column over Maastricht. Diezelfde middag werd mijn schrijven bruut onderbroken toen ik het artikel van Wouter Bos in de S&D las.

In het artikel uit Bos stevige kritiek richting Pronk wat betreft de inhoud van de Den Uyl-lezing op 17 december jl. Zoals ik nog vorig jaar bepleitte, is nu ook daadwerkelijk de discussie over onze beginselen begonnen. Mijn waardering voor het feit dat Wouter Bos de uitdaging op zich neemt om te beargumenteren dat de huidige koers de juiste is. Echter voor mij zijn er een aantal punten in het betoog van Wouter Bos waar hij duidelijk, om met zijn eigen woorden te spreken, ‘de plank misslaat’. Waar hebben we het over als we het hebben over inspiratie, gelijkheid en solidariteit?

In zijn betoog beweert Bos dat Pronk ‘weinig inspiratie bood’, dat ik het hiermee niet eens ben is voor velen vanzelfsprekend, maar laat ik aan de hand van een voorbeeld illustreren dat het betoog van Pronk alles behalve weinig inspiratie bood. Tijdens de lezing van Pronk zat een jongen van 18 jaar naast mij. Niet zomaar een politieke enthousiasteling, maar een ICT-student uit de achterhoek. Tot vijf maanden geleden had hij niets met politiek, maar tijdens de campagne voor het voorzitterschap raakte hij in contact met Pronk en raakte geïnspireerd. Niet alleen toen, maar ook tijdens de lezing. Zijn reactie op de lezing was:”Normaal was ik de aandacht allang verloren, maar bij Pronk niet”. Hiermee laat Pronk zien dat hij niet alleen de klassieke sociaaldemocraten weet te inspireren, maar ook de jongeren, die de afgelopen tijd de rug naar de politiek en de PvdA hebben gekeerd

‘Een van de meest hilarische momenten’ dat is volgens Bos het gedeelte van Pronk zijn betoog dat fatsoen te karig en te weinig ambitieus is. Naast dat ik het niet met Bos eens ben, vind ik ook dat Bos met deze woorden Pronk geen recht doet en al helemaal niet serieus neemt. Bos betoogt hier verder bij dat ‘de begrippen fatsoen en fatsoenlijk bestaan, zoals in ons beginselprogramma gedefinieerd, het gelijkheidsprincipe betekenisvol aanvullen’ en zegt hiernaast dat het gelijkheidsprincipe alleen faalt omdat allemaal arm, allemaal ongelukkig ook gelijk is. Hiermee gaat Bos aan bepaalde kritiek voorbij. De kritiek die Pronk uitte in zijn betoog was niet of fatsoen een goede aanvulling was op het gelijkheidsprincipe, maar dat fatsoen het hoogste ideaal leek te zijn in het beginselprogramma. Pronk zelf betoogt namelijk ‘Fatsoen is het resultaat, niet van politieke of sociale strijd, maar van redelijk overleg tussen beschaafde mensen die allen in ongeveer dezelfde omstandigheden verkeren, elkaar respecteren en met rust laten’ Hiermee geeft Pronk zelf al aan dat fatsoen een aanvulling is op gelijkheid. Daarnaast is het iedereen bekend dat niet allen in de wereld in ongeveer dezelfde omstandigheden verkeren of dat er wederzijds respect is, zoals Pronk het verwoord:”In de wereld van nu zijn er geen gelijke omstandigheden voor allen, maar een grote voorsprong voor velen en een grote afstand voor vele anderen, en dus een zeer grote ongelijkheid. Er is geen wederzijds respect, maar angst en afkeer; geen rust, maar conflict en geweld.” Een internationale beweging zoals de sociaaldemocratie kan zich in zijn idealen niet beperken tot Nederland.

Volgens Bos is gelijkheid als principe alleen een ‘leeg’ begrip. Hierbij gebruikt hij het voorbeeld:”allemaal arm is gelijkheid, allemaal ongelukkig ook. Zo doet Bos het voorkomen dat Pronk alleen pleitte voor sociaaleconomische gelijkheid. Integendeel, hij pleitte juist voor maatschappelijke gelijkheid, waarbij de barrières voor volledige ontplooiing van het individu weggenomen worden door een strijd tegen ongelijkheid, ‘geen vrijheid zonder gelijkheid’. Stel dat we het alleen over sociaaleconomische gelijkheid hebben dan moet je de huidige internationale situatie in ogenschouw nemen. Er is geen land waar iedereen arm is, er zijn wel vele landen waar er grote verschillen zijn tussen arm en rijk. Er zijn tussen landen grote verschillen in welvaart en de verschillen zijn de laatste 20 jaar alleen maar gegroeid, natuurlijk zijn er in vele landen tegelijkertijd de armen er op vooruit gegaan, maar er is ook een groep landen waar er juist meer mensen armer zijn geworden. Echter de statistieken zeggen niet veel, want wat is nou een armoedegrens van 1 dollar per dag en stel dat het aantal mensen die net iets meer hebben dan 1 dollar per dag enorm gegroeid is? Wat zegt zon statistische graadmeter ons dan?

Wouter Bos schrijft in zijn boek Dit land kan zoveel beter:”Elke vorm van solidariteit kan alleen maar tot stand komen en in stand blijven door anderen daarvan uit te sluiten. Insluiting en uitsluiting horen bij elkaar. Wie met iedereen solidair is, is uiteindelijk met niemand solidair.” Pronk zegt hierover in zijn betoog:”Ik acht deze stelling in strijd met sociaaldemocratische beginselen.” In het betoog reageert Bos hierop met:”Eerlijk gezegd kom ik tot de conclusie dat hij mijn conclusie over welbegrepen eigenbelang en insluiting/uitsluiting niet wil delen.” Ik zelf zou deze conclusie ook niet willen delen. Het is een conclusie die ook wat mij betreft totaal in gaat tegen de sociaaldemocratische beginselen, waarbij een inclusieve maatschappij voorop staat. We sluiten niemand uit, we trekken de mensen er juist bij! Solidariteit hangt inderdaad samen met een eigen belang, niet het huidige korte termijn eigen belang, maar het verlichte eigen belang van de lange termijn. Het is juist aan de PvdA om te zorgen dat de rechten van kinderen van illegale ouders dezelfde zijn als voor elk ander kind. Het is aan de PvdA om te zorgen dat illegalen niet slechter worden behandeld dan criminelen. Het is aan ons om iedereen in te sluiten in de maatschappij, want zoals Wim Kok al zei:” We laten niemand los”.

Wat mij betreft is de discussie over onze beginselen nog lang niet voorbij. Een discussie over onze beginselen kan ons alleen maar sterker maken in de toekomst. Een discussie maakt duidelijk wat de verschillen zijn binnen de partij, maar maakt ons vooral ook helder wat onze overeenkomsten zijn.